Fosfor, wat in de bodem voorkomt in de vorm van fosfaat (PO43-), is een sterk immobiel element. Dit houdt in dat het zich slecht verplaatst. Dit komt vooral doordat het zich snel bindt aan andere deeltjes, vaak metalen zoals aluminium, ijzer en calcium, en zich daar moeilijk van laat scheiden. IJzerrijke gronden zijn dan ook vaak fosfaatfixerend. Gefixeerd fosfaat kan niet worden opgenomen door de plant. Ondanks dat er soms voldoende fosfaat in de bodem zit, is vaak slechts een klein gedeelte opneembaar voor het gewas. Dit opneembare deel van het fosfaat bevindt zich in het bodemvocht. Het overgrote gedeelte fosfaat (stabiel + labiel) is aan deeltjes in de bodem gehecht.
Een plant maakt gebruik van verschillende mechanismen om toch moeilijk opneembaar fosfaat op te nemen. Wortels scheiden namelijk zuren uit die een binding aangaan met metalen, waardoor het fosfaat weer beschikbaar komt voor de plant. Tevens kan een plant een samenwerking aangaan met mycorrhiza’s schimmels die in staat zijn fosfaat opneembaar te maken voor de plant, in ruil voor suikers.